
De strijd tegen klimaatverandering wordt vaak versimpeld tot mythes; lokaal kopen en ijverig sorteren zijn niet de wondermiddelen waarvoor ze vaak worden gehouden.
- De échte milieu-impact van een product zit vaker in de productie dan in het transport. Een geïmporteerde erwt kan ecologischer zijn dan lokaal rundvlees.
- Ons recyclagesysteem is minder efficiënt dan de officiële cijfers doen geloven; veel ingezameld plastic wordt gedowncycled of kan niet opnieuw worden verwerkt.
Aanbeveling: Focus op systeemkeuzes (zoals warmtenetten en het juiste isolatiemateriaal) en heroverweeg uw eigen ruimte (minder maaien, ontharden) voor de meest meetbare resultaten.
Elke Vlaming wordt vandaag aangespoord om zijn of haar CO2-voetafdruk te verkleinen. De adviezen lijken eenvoudig en alomtegenwoordig: koop lokaal, rij met de fiets, en sorteer uw afval nauwgezet. Hoewel deze acties een goede intentie tonen, verhullen ze vaak een complexere realiteit. Ze leiden tot een vorm van ‘eco-simpliciteit’ waarbij we ons focussen op zichtbare, kleine ingrepen, terwijl de grootste bronnen van impact buiten schot blijven. Dit creëert een gevaarlijk gevoel van valse voldoening en leidt af van de structurele veranderingen die echt een verschil maken.
Als milieu-ingenieur zie ik dagelijks de kloof tussen goedbedoelde acties en werkelijke, meetbare resultaten. Het probleem is niet de intentie, maar het gebrek aan inzicht in de volledige levenscyclus van producten en systemen. De focus op transportkosten bij voeding, bijvoorbeeld, is vaak misplaatst als de productiemethode zelf de grootste vervuiler is. De ware sleutel tot een lagere voetafdruk ligt niet in het blind volgen van populaire slogans, maar in het kritisch analyseren van de verborgen impact en het maken van geïnformeerde systeemkeuzes. Dit vereist dat we voorbij de greenwashing-mythes kijken.
Dit artikel doorbreekt die mythes. We duiken niet in de algemeenheden, maar in de concrete, soms contra-intuïtieve realiteit van de Vlaamse context. We analyseren de feiten achter lokaal geproduceerd voedsel, de waarheid over plasticrecyclage, en de cruciale keuzes bij woningisolatie en -verwarming. Het doel is u te wapenen met de kennis om beslissingen te nemen die daadwerkelijk bijdragen aan een duurzamere leefomgeving, verder dan de symbolische acties.
Om u een helder en praktisch overzicht te bieden van de meest impactvolle acties, hebben we dit artikel gestructureerd rond acht concrete thema’s. Elk thema ontrafelt een mythe of belicht een vaak onderschatte opportuniteit binnen de Vlaamse context.
Sommaire : Uw CO2-impact in Vlaanderen: een gids voorbij de clichés
- Waarom ‘lokaal geproduceerd’ niet altijd beter is voor het milieu dan import?
- Oude smartphones recycleren: de goudmijn in uw lade die u laat liggen
- De plastic-mythe: waarom slechts 30% van uw PMD-zak werkelijk een nieuw product wordt
- Hoe 40% drinkwater besparen met regenwaterrecuperatie zonder comfortverlies?
- Wanneer is een warmtenet rendabeler dan individuele warmtepompen voor uw wijk?
- PUR, PIR of houtwol: welk isolatiemateriaal kiest u voor een hellend dak?
- Het effect van één maand niet maaien op de insectenpopulatie in uw gazon
- Hoe subsidies aanvragen voor het ontharden van uw voortuin (‘tegelwippen’)?
Waarom ‘lokaal geproduceerd’ niet altijd beter is voor het milieu dan import?
Het idee dat ‘lokaal kopen’ per definitie de meest ecologische keuze is, is een hardnekkige mythe. Deze aanname focust eenzijdig op de ‘food miles’—de afstand die voedsel aflegt van boer tot bord—terwijl de realiteit veel genuanceerder is. De totale milieu-impact van een voedingsproduct wordt bepaald door zijn volledige levenscyclusanalyse (LCA), waarin productie, verwerking, verpakking én transport worden meegewogen. Verrassend genoeg is de productiefase vaak de allesoverheersende factor.
Onderzoek toont aan dat voor de meeste voedingsmiddelen de uitstoot van broeikasgassen tijdens de productie veel zwaarder doorweegt dan die van het transport. Sterker nog, volgens een analyse van ProVeg België is transport verantwoordelijk voor minder dan 10% van de globale CO2-uitstoot van voeding. De impact van rundvleesproductie is hier een sprekend voorbeeld van. De methaanuitstoot van de dieren, het landgebruik en de productie van veevoeder zorgen voor een gigantische voetafdruk, ongeacht of de koe in Vlaanderen of Argentinië graasde.
Een lokaal geproduceerde biefstuk heeft daardoor een veel grotere klimaatimpact dan bijvoorbeeld per schip geïmporteerde avocado’s of per truck vervoerde Spaanse tomaten. Een ander veelzeggend voorbeeld is het verschil tussen vlees en peulvruchten: het productieproces van rundvlees stoot maar liefst 60 kilogram CO2-equivalenten uit per kilogram vlees, terwijl dat bij de productie van erwten slechts 1 kilogram is. De conclusie is onvermijdelijk: wát u eet is veel belangrijker dan waar het vandaan komt. Een verschuiving naar een meer plantaardig dieet heeft een veel grotere positieve impact dan het strikt kopen van lokale dierlijke producten.
Dit betekent niet dat lokale, seizoensgebonden landbouw geen waarde heeft—integendeel. Het ondersteunt de lokale economie en korte ketens. Maar om uw CO2-voetafdruk via voeding te verlagen, is de meest effectieve strategie het verminderen van de consumptie van producten met een hoge productie-impact, zoals vlees en zuivel.
Oude smartphones recycleren: de goudmijn in uw lade die u laat liggen
De circulaire economie begint niet in een fabriek, maar vaak gewoon thuis, in een vergeten lade. In België sluimert een onzichtbare maar immense bron van waardevolle materialen. Volgens recente cijfers liggen er naar schatting 3 miljoen gsm’s stof te vergaren in Belgische laden. Deze toestellen worden niet meer gebruikt, maar ook niet ingeleverd voor hergebruik of recyclage. Dit is een gigantische verspilling van kritieke grondstoffen.
Een smartphone is in essentie een compacte mijn van zeldzame metalen. Denk aan goud, zilver, koper, palladium en kobalt. De ontginning van deze metalen in traditionele mijnen is ecologisch desastreus en gaat vaak gepaard met mensonwaardige arbeidsomstandigheden. ‘Urban mining’—het recupereren van deze metalen uit afgedankte elektronica—is een veel duurzamer alternatief. Bedrijven zoals Umicore in Hoboken zijn wereldleiders in het recycleren van deze complexe materialen, maar ze kunnen niets recupereren wat niet wordt ingezameld.

Het niet inleveren van oude toestellen komt vaak voort uit onwetendheid over de waarde of, belangrijker nog, uit vrees voor datalekken. Nochtans is het perfect mogelijk om een toestel veilig en volledig leeg te maken voor u het inlevert. Door uw oude smartphone naar een officieel inzamelpunt te brengen, zorgt u ervoor dat waardevolle materialen opnieuw in de kringloop komen en vermijdt u dat schadelijke stoffen in het milieu terechtkomen.
Plan van aanpak: Uw oude smartphone een tweede leven geven
- Punten van contact: Inventariseer alle oude elektronische toestellen (smartphones, tablets, laptops) die stof vergaren in uw huis of kantoor.
- Collecte: Maak een volledige back-up van uw persoonlijke gegevens (foto’s, contacten) en wis vervolgens het toestel door het terug te zetten naar de fabrieksinstellingen.
- Coherentie: Evalueer de staat van het toestel. Is het nog functioneel en kan het hergebruikt worden via een tweedehandskanaal, of is het echt bestemd voor recyclage?
- Mémorabiliteit/emotie: Realiseer u de verborgen waarde. Uw ‘oude’ toestel is geen afval, maar een ‘nieuwe’ bron van kostbare grondstoffen zoals goud en kobalt.
- Plan d’integratie: Breng de gewiste en gesorteerde toestellen naar een officieel inzamelpunt (bv. een Recupel-punt in een winkel of containerpark) of een hergebruik-initiatief.
De ‘goudmijn’ in uw lade is dus geen metafoor. Het is een concrete, economische en ecologische realiteit die wacht om aangeboord te worden. Uw kleine moeite heeft een grote impact op het verkleinen van de noodzaak voor destructieve mijnbouw.
De plastic-mythe: waarom slechts 30% van uw PMD-zak werkelijk een nieuw product wordt
De invoering van de Nieuwe Blauwe Zak (PMD) in Vlaanderen was een belangrijke stap richting een betere afvalsortering. We sorteren met zijn allen meer en beter, en de officiële cijfers lijken spectaculair. Volgens Fost Plus, de organisatie verantwoordelijk voor de inzameling en recyclage van huishoudelijk verpakkingsafval, werd in 2022 maar liefst 95% van de huishoudelijke verpakkingen op de Belgische markt gerecycleerd. Dit cijfer schept het beeld van een quasi perfect functionerend systeem.
De realiteit is echter complexer en minder rooskleurig. De term ‘recyclage’ is hier de sleutel. Het hoge percentage verwijst naar de hoeveelheid ingezameld en gesorteerd materiaal dat naar een recyclagebedrijf wordt gestuurd. Het vertelt niet het volledige verhaal over wat er daarna gebeurt. Een aanzienlijk deel van het plastic kan niet hoogwaardig gerecycleerd worden tot een gelijkwaardig nieuw product (‘closed-loop recycling’). Veel plastics worden gedowncycled tot producten van lagere kwaliteit (bv. van voedselverpakking naar bermpaaltje) of gaan verloren tijdens het proces. Een kritische analyse van de cijfers, zoals die van de Fair Resource Foundation, toont aan dat de werkelijke percentages lager liggen.
| Bron | Gerapporteerd percentage | Methodologie |
|---|---|---|
| Fost Plus officieel (2022) | 64.8% | Ingezameld en voor recyclage bestemd plastic |
| Fair Resource Foundation | 59% | Gecorrigeerd voor procesverliezen en export |
| PET-flessen naar nieuwe flessen | ~40% | Enkel ‘bottle-to-bottle’ recyclage (hoogwaardig) |
De provocerende stelling dat ‘slechts 30%’ een nieuw product wordt, wijst op deze realiteit. Vooral bij gemengde kunststoffen is hoogwaardige recyclage technisch moeilijk en economisch niet altijd rendabel. Het is cruciaal om te begrijpen dat sorteren de eerste, noodzakelijke stap is, maar geen magische oplossing. De meest effectieve strategieën zijn preventie (verpakkingen vermijden) en hergebruik (kiezen voor systemen met statiegeld of hervulbare opties). De ‘R’ van ‘Reduce’ en ‘Reuse’ komt niet voor niets vóór de ‘R’ van ‘Recycle’.
Uw inspanningen om correct te sorteren blijven van vitaal belang, maar het is even belangrijk om als consument en burger druk uit te oefenen voor systemen die de afvalberg aan de bron verkleinen. De focus moet verschuiven van ‘beter sorteren’ naar ‘minder wegwerpmateriaal produceren’.
Hoe 40% drinkwater besparen met regenwaterrecuperatie zonder comfortverlies?
In een waterrijk land als België lijkt drinkwater een onuitputtelijke bron. De steeds vaker voorkomende periodes van droogte bewijzen echter het tegendeel. Onze watervoorraden staan onder druk. Tegelijkertijd gebruiken we voor veel huishoudelijke toepassingen hoogwaardig drinkwater waar dat helemaal niet nodig is. Denk aan het doorspoelen van het toilet, de wasmachine, of het schoonmaken van de oprit. Precies hier ligt een enorm besparingspotentieel: het gebruik van gerecupereerd regenwater.
Een goed gedimensioneerd regenwaterrecuperatiesysteem kan het verbruik van leidingwater in een gemiddeld gezin met ongeveer 40% tot 50% verminderen. Dit levert niet alleen een aanzienlijke besparing op de waterfactuur op, maar het ontlast ook het rioleringsstelsel bij hevige regenval, waardoor het risico op overstromingen verkleint. De Vlaamse regelgeving, via de ‘Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening betreffende hemelwater’, verplicht bij nieuwbouw en grote verbouwingen reeds de installatie van een regenwaterput en een infiltratievoorziening.

Het systeem is relatief eenvoudig: het water van het dak wordt opgevangen, gefilterd en opgeslagen in een reservoir (meestal ondergronds). Een pomp brengt het water vervolgens naar de aftappunten in huis die geen drinkwaterkwaliteit vereisen. Moderne systemen zijn uitgerust met filters die zorgen voor helder en geurloos water, en een automatisch omschakelsysteem dat op leidingwater overgaat als de put leeg is. U merkt dus geen enkel comfortverlies. Voor wie een dergelijke installatie overweegt, is het cruciaal om de stappen correct te volgen:
- Stap 1: Controleer de specifieke gemeentelijke verplichtingen en premies voor uw (ver)bouwproject.
- Stap 2: Laat de minimale inhoud van de put berekenen op basis van uw dakoppervlak, conform de hemelwaterverordening.
- Stap 3: Vraag offertes aan bij erkende installateurs die vertrouwd zijn met de lokale regelgeving.
- Stap 4: Dien eventuele subsidieaanvragen in bij uw gemeente of Fluvius vóór de start van de installatie.
- Stap 5: Zorg voor een correcte keuring van het systeem na installatie om de scheiding tussen regen- en drinkwater te garanderen.
Door de kraan voor het toilet, de wasmachine en de tuin letterlijk te vervangen door een lokale, gratis en duurzame bron, zet u een concrete en impactvolle stap naar een kleinere watervoetafdruk.
Wanneer is een warmtenet rendabeler dan individuele warmtepompen voor uw wijk?
De transitie naar een verwarming zonder fossiele brandstoffen is een van de grootste uitdagingen in de strijd tegen klimaatverandering. De individuele warmtepomp wordt vaak naar voren geschoven als dé oplossing. Hoewel dit een uitstekende technologie is voor vrijstaande en goed geïsoleerde woningen, is het niet altijd de meest efficiënte of betaalbare oplossing in dichtbebouwde stedelijke omgevingen. Hier komt systeemdenken om de hoek kijken, in de vorm van een warmtenet.
Een warmtenet is een collectief systeem dat restwarmte van bijvoorbeeld industrie, afvalverbranding of geothermie gebruikt om via een ondergronds netwerk van geïsoleerde leidingen warm water te leveren aan gebouwen voor verwarming en sanitair warm water. In plaats van dat elke woning zijn eigen warmtebron heeft, wordt er efficiënt gebruik gemaakt van een grote, centrale en vaak duurzame bron. De case van het warmtenet in Antwerpen Noord is illustratief. Dit netwerk gebruikt restwarmte van de afvalverbrandingsinstallatie ISVAG en levert warmte aan meer dan 15.000 woningen en diverse grote gebouwen. De jaarlijkse CO2-besparing wordt geschat op 10.000 ton ten opzichte van individuele gasketels.
De rendabiliteit van een warmtenet hangt sterk af van de bebouwingsdichtheid. Hoe meer woningen er op een kleine oppervlakte aangesloten kunnen worden, hoe lager de kost per aansluiting. Voor appartementsgebouwen en rijhuizen in steden is het vaak de meest kostenefficiënte en ecologische oplossing. Een vergelijking van de kosten en baten toont de verschillende profielen van de systemen:
| Systeem | Initiële investering | Jaarlijkse kosten | CO2-reductie (vs. gas) |
|---|---|---|---|
| Aansluiting warmtenet | €3.000 – €5.000 | €1.200 – €1.500 | 60-70% |
| Individuele warmtepomp | €12.000 – €18.000 | €800 – €1.200 | 50-60% |
| Gasketel (referentie) | €3.000 – €4.000 | €1.500 – €2.000 | 0% |
Hoewel de jaarlijkse verbruikskosten van een individuele warmtepomp lager kunnen liggen, is de initiële investering significant hoger dan een aansluiting op een warmtenet. Voor veel gezinnen en voor de maatschappij als geheel kan de collectieve aanpak dus voordeliger zijn. De keuze is niet ‘of/of’, maar ‘waar/wanneer’. In landelijke gebieden is de individuele warmtepomp koning, in stedelijke kernen heeft het warmtenet de beste kaarten.
Als burger kunt u bij uw gemeente informeren of er plannen zijn voor een warmtenet in uw wijk. Als beleidsmaker is het essentieel om deze collectieve infrastructuur te faciliteren waar de potentie het grootst is.
PUR, PIR of houtwol: welk isolatiemateriaal kiest u voor een hellend dak?
Het isoleren van uw dak is een van de meest impactvolle ingrepen om uw energieverbruik en CO2-uitstoot te verminderen. De keuze lijkt vaak puur technisch: welk materiaal isoleert het best? Dit wordt uitgedrukt in de lambda-waarde (λ): hoe lager de waarde, hoe beter het materiaal isoleert. Synthetische materialen zoals PUR (polyurethaan) en PIR (polyisocyanuraat) scoren hier uitstekend en laten toe om met een beperkte dikte een hoge isolatiewaarde (R-waarde) te behalen. Maar dit is slechts één kant van het verhaal.
Een volledige ecologische evaluatie kijkt verder dan enkel de isolatiewaarde. Twee cruciale, vaak vergeten factoren zijn de grijze energie en de faseverschuiving. Grijze energie is de totale hoeveelheid energie die nodig is om een materiaal te produceren, te transporteren en uiteindelijk te verwerken. Bio-ecologische materialen zoals houtwol of cellulose hebben een significant lagere grijze energie dan hun petrochemische tegenhangers. Ze zijn vaak ook hernieuwbaar en slaan CO2 op tijdens hun groei.
Faseverschuiving is de tijd die warmte nodig heeft om door het isolatiemateriaal te dringen. Materialen met een hoge dichtheid, zoals houtwol, hebben een lange faseverschuiving (10-12 uur). Dit betekent dat ze de zomerhitte veel langer buiten houden, wat het zomercomfort aanzienlijk verhoogt en de nood aan actieve koeling (airco) vermindert. PUR en PIR hebben een veel kortere faseverschuiving (3-5 uur).
| Materiaal | Lambda-waarde (W/mK) | Grijze energie (MJ/kg) | Faseverschuiving (uren) | Prijs/m² (indicatief) |
|---|---|---|---|---|
| PUR/PIR | 0.023 – 0.028 | 95 – 120 | 3 – 5 | €25 – €35 |
| Houtwol | 0.038 – 0.042 | 13 – 50 | 10 – 12 | €20 – €30 |
| Glaswol | 0.032 – 0.040 | 28 – 35 | 6 – 8 | €15 – €25 |
De keuze is dus een afweging. Gaat u voor de hoogste isolatiewaarde op de kleinste dikte (PUR/PIR), of kiest u voor een materiaal dat iets minder performant is in de winter (en dus iets dikker geplaatst moet worden voor dezelfde R-waarde), maar wel een veel lagere milieu-impact heeft én superieur is in het buitenhouden van zomerhitte (houtwol)? Voor wie in Vlaanderen subsidies wil aanvragen via netbeheerder Fluvius, is het cruciaal om de technische vereisten te respecteren, ongeacht het gekozen materiaal.
Een duurzame keuze houdt dus rekening met de volledige levenscyclus: van productie-energie tot winter- én zomerprestaties. Houtwol biedt hier vaak het meest gebalanceerde en toekomstgerichte profiel.
Het effect van één maand niet maaien op de insectenpopulatie in uw gazon
In de zoektocht naar een lagere ecologische voetafdruk wordt vaak gedacht aan complexe technologie of grote investeringen. Soms is de meest impactvolle actie echter verrassend eenvoudig: niets doen. De campagne ‘Maai Mei Niet’, die in Vlaanderen sterk gepromoot wordt, is hier het perfecte bewijs van. Door uw gazon in de maand mei met rust te laten, geeft u wilde bloemen de kans om te bloeien.
Een strak, groen gazon mag er voor sommigen netjes uitzien, voor de natuur is het een woestijn. Het biedt geen voedsel of schuilplaats voor insecten. Wanneer u stopt met maaien, transformeren paardenbloemen, madeliefjes, klavers en andere ‘onkruiden’ uw gazon in een levendig buffet voor bijen, hommels en vlinders. Deze insecten zijn cruciaal voor de bestuiving van planten, inclusief veel van ons voedsel, en vormen de basis van het ecosysteem. De resultaten zijn spectaculair en direct meetbaar.
Onderzoek van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) in het kader van de ‘Maai Mei Niet’-campagne toont aan dat er na één maand niet maaien gemiddeld 3x meer bloemen en 5x meer bijen worden geteld in de deelnemende tuinen. De nectarproductie, het voedsel voor de bijen, kan tot wel tien keer hoger liggen. Dit is een enorme boost voor de lokale biodiversiteit, en het kost u geen enkele euro. Integendeel, u bespaart tijd, brandstof of elektriciteit.
Het principe kan verder worden doorgetrokken dan enkel de maand mei. Door een slim en gefaseerd maaibeheer toe te passen gedurende het hele jaar, creëert u een permanent biodiverse tuin. In plaats van alles in één keer kort te maaien, kunt u werken met bloemeneilanden, gemaaide wandelpaden (sinusmaaien) en het gefaseerd maaien van verschillende zones. Dit zorgt voor een continu aanbod van voedsel en beschutting voor insecten.
- Januari-maart: Niet maaien. Laat de natuur rusten en bied winterschuilplaatsen.
- April: Een eerste, lichte maaibeurt op een hoge stand (ca. 10 cm).
- Mei: Maai Mei Niet. Laat alles groeien en bloeien.
- Juni-juli: Maai gefaseerd. Maai telkens slechts een deel van het gazon, en laat andere delen staan.
- Augustus-september: Pas ‘sinusmaaien’ toe: maai slingerende paden en laat bloemrijke eilanden staan.
- Oktober-december: Een laatste maaibeurt half oktober, daarna winterrust.
Door uw grasmaaier vaker in het tuinhuis te laten, verandert u uw gazon van een groene woestijn in een levende oase. Het is een van de makkelijkste en meest lonende bijdragen aan de natuur in uw eigen achtertuin.
Om te onthouden
- De werkelijke CO2-impact van een product wordt bepaald door de volledige levenscyclus (LCA), niet enkel door transport (‘food miles’).
- De keuze van materialen (bv. voor isolatie) heeft een ‘verborgen’ impact via de benodigde productiergie (‘grijze energie’) en het zomercomfort (faseverschuiving).
- Systeemdenken en collectieve oplossingen, zoals warmtenetten in stedelijke gebieden, zijn vaak efficiënter dan de som van individuele acties.
Hoe subsidies aanvragen voor het ontharden van uw voortuin (‘tegelwippen’)?
Vlaanderen is een van de meest verharde regio’s van Europa. Onze tuinen, opritten en terrassen zijn vaak bedekt met een laag beton, klinkers of tegels. Deze verharding heeft een nefaste impact op het milieu. Regenwater kan niet in de bodem dringen, wat leidt tot een overbelasting van de riolering en een verhoogd risico op wateroverlast. Bovendien draagt verharding bij aan het hitte-eilandeffect: stenen oppervlakken warmen in de zon sterk op en houden die warmte lang vast, wat steden en dorpen onaangenamer maakt tijdens hittegolven.
Het omgekeerde proces, ontharden of ‘tegelwippen’, is een cruciale actie om onze leefomgeving klimaatbestendiger en biodiverser te maken. Door tegels te vervangen door gras, planten, struiken of bomen, laat u water weer infiltreren in de bodem. Dit vult het grondwater aan en vermindert de druk op de riolering. Groen zorgt bovendien voor natuurlijke verkoeling door verdamping en schaduw, en biedt een leefgebied voor insecten en vogels.
Om burgers aan te moedigen deze stap te zetten, bieden steeds meer Vlaamse steden en gemeenten financiële ondersteuning. Deze subsidies maken de investering in een groenere voortuin een stuk aantrekkelijker. De bedragen en voorwaarden verschillen per gemeente, maar het principe is vaak hetzelfde: u krijgt een premie per vierkante meter ontharde oppervlakte. In sommige gemeenten kan dit oplopen tot een aanzienlijk bedrag, wat de kosten voor de aanleg van een nieuwe, groene voortuin kan dekken.
Het aanvraagproces verloopt doorgaans via het e-loket van de gemeente en volgt een duidelijk stappenplan. Als voorbeeld nemen we de procedure in een stad als Antwerpen:
- Stap 1: Documenteer de beginsituatie. Maak duidelijke foto’s van de huidige, verharde oppervlakte.
- Stap 2: Bereken de oppervlakte. Meet de exacte oppervlakte in vierkante meters die u wilt ontharden (er is vaak een minimumvereiste).
- Stap 3: Maak een beplantingsplan. Kies voor inheemse, standplaatsgeschikte planten die de lokale biodiversiteit ondersteunen. Veel gemeenten bieden een lijst met aanbevolen soorten.
- Stap 4: Dien de aanvraag in. Upload uw documenten (foto’s, plan) via het online loket vóór u met de werken begint.
- Stap 5: Voer de werken uit. Na goedkeuring van uw dossier kunt u de tegels uitbreken en de nieuwe beplanting aanleggen.
- Stap 6: Vraag de uitbetaling aan. Stuur bewijsfoto’s van de nieuwe, groene situatie en eventuele facturen in om de premie te ontvangen.
Informeer dus zeker bij uw eigen lokaal bestuur naar de specifieke premies en voorwaarden. ‘Tegelwippen’ is een van de meest zichtbare en bevredigende manieren om uw persoonlijke leefomgeving te verduurzamen en tegelijk de waarde van uw woning te verhogen.